Gedragscode

GEDRAGSCODE TRAINERS

De gedragscode geeft regels en aanbevelingen waaraan begeleiders zich in hun dagelijkse werk dienen te houden. De gedragscode bestaat tevens uit richtlijnen voor de begeleider, waarmee seksuele intimidatie kan worden voorkomen. Ze geven de grenzen aan van handelen. Ze fungeren als toetssteen voor het gedrag van begeleiders en sporters in concrete situaties. Ze nodigen uit tot nadenken en discussiëren over het eigen handelen en dat van anderen in de sportomgeving.
Alle trainers en begeleiders binnen de Nederlandse Volleybal Bond wordt deze gedragscode ter hand gesteld. Bij inschrijving voor een opleiding van de volleybalACADEMIE als kandidaat trainer ontvangt de deelnemer de gedragscode voor trainers.

INITIATIEF EN REFERENTIES
Deze gedragscode is een initiatief van de afdeling Deskundigheidsbevordering en is voorgelegd en goedgekeurd door het hoofdbestuur van de Nederlandse Volleybal Bond en de Nederlandse Vereniging voor Volleybal Oefenmeesters.
Bij het opstellen van de gedragscode is gebruik gemaakt van de beroepscode van NL Coach vastgesteld in maart 2005 en van de gedragsregels tegen voorkoming van seksuele intimidatie vastgesteld op 20 mei 1997 door de Algemene Vergadering van NOC*NSF De gedragscode trainers is vastgesteld op datum

DEFINITIES
Onder ‘begeleider’ wordt in deze gedragscode verstaan:
– trainers
– coaches
– sportbegeleiders

Onder ‘sporter’ wordt in deze gedragscode verstaan: zowel meisjes en jongens als vrouwen en mannen.
Onder ‘professioneel’ wordt in deze gedragscode verstaan: de kwaliteit van het handelen, overeenkomstig de geldende standaard en opleiding en dus niet of er al dan niet wordt betaald voor de werkzaamheden.

NALEVING
De begeleider zal er actief op toezien dat de regels worden nagestreefd door iedereen die bij de sporter is betrokken. Indien hij gedrag signaleert dat niet in overeenstemming is met de regels, zal hij de betreffende persoon daarop aanspreken.
Je moet je realiseren dat je een voorbeeldfunctie hebt.
Als je grensoverschrijdend gedrag signaleert, moet je maatregelen nemen.
Je kunt:
• de betreffende persoon op zijn gedrag aanspreken;
• het bestuur van de vereniging of NeVoBo inlichten;
• een officiële klacht indienen bij het bestuur van de vereniging of de NeVoBo;
• aangifte doen bij de politie (in overleg met het slachtoffer) indien een strafbaar feit is gepleegd.

In die gevallen waarin de gedragscode niet (direct) voorziet, ligt het binnen de verantwoordelijkheid van de begeleider in de geest hiervan te handelen.
Bij niet naleven van de gedragscode, kan overgegaan worden tot maatregelen conform artikel 4.3.1.8 van het huishoudelijk reglement van de Nederlandse Volleybal Bond.
Reacties op deze gedragscode kunnen worden gemeld aan de afdeling Deskundigheidsbevordering of indien het zaken betreft die tegen deze gedragscode ingaan bij de vertrouwenspersonen van de Nederlandse Volleybalbond.

1 DE SPORTER

1.1 LICHAMELIJKE INTEGRITEIT
De begeleider heeft de plicht alles te doen om de lichamelijke integriteit van de sporter te
waarborgen en alles na te laten wat die lichamelijke integriteit schade kan berokkenen.
Regels:
• Waarborg dat de belasting en de intensiteit van de training altijd aan de leeftijd, de fysieke conditie en het prestatievermogen van de sporter zijn aangepast.
• Sta alleen deelname aan de training of aan een wedstrijd toe als dat geen onverantwoorde risico’s voor de sporter met zich meebrengt.
• Laat de sporter geen ongeoorloofde middelen gebruiken of procedures volgen die niet zijn toegestaan. Vereis het gebruik ervan niet en raad ze ook niet aan.
• Maak de sporters gevoelig voor het dopingprobleem.
• Werk met de verantwoordelijke instanties samen bij de opsporing en bestrijding van dopingmisbruik.

1.2 GEESTELIJKE INTEGRITEIT
De begeleider heeft de plicht alles te doen om de geestelijke integriteit van de sporter te waarborgen en alles na te laten wat die geestelijke integriteit schade kan berokkenen.
Regels:
• Laat beledigende of denigrerende uitingen en gebaren achterwege.
• Discrimineer niemand vanwege zijn/haar geslacht, ras, mentale toestand, huidskleur, handicap, seksuele oriëntatie, leeftijd, beroep, religie of politieke overtuiging.
• Pleeg overleg met de spelers over alle beslissingen die hen betreffen, streef daarbij naar een zo groot mogelijke consensus.
• Vereis niets van de sporters wat in strijd is met hun fundamentele waarden en hun diepste overtuigingen.
• Neem beslissingen die de sporters betreffen altijd zo, dat je de redenen hiervoor kunt aangeven. Wees ook altijd bereid om die redenen aan te geven.
• Moedig de sporters uitdrukkelijk aan de verantwoordelijkheid voor hun eigen beslissingen te nemen.

1.3 SOCIALE INTEGRITEIT
De begeleider heeft de plicht alles te doen om de sociale integriteit van de sporter te waarborgen en alles na te laten wat die sociale integriteit schade kan berokkenen.
Regels:
• Maak geen persoonlijke en/of vertrouwelijke informatie over de sporters voor het brede publiek toegankelijk, tenzij je hun uitdrukkelijke toestemming hebt.
• Bekritiseer sporters niet in het openbaar.
• Zorg ervoor dat in beginsel iedereen dezelfde toegang tot jouw sport heeft. Wanneer bepaalde toelatingseisen bestaan (bijv. leeftijd – of prestatiecriteria) dienen deze eerlijk en zonder aanzien des persoon toegepast te worden.
• Respecteer de culturele bijzonderheden van de sporters, voor zover zij zelf of anderen daardoor geen onmiddellijke risico’s lopen.

1.4 BEGELEIDING
De begeleider heeft de plicht zich zo goed mogelijk voor het welzijn, de ontwikkeling en het succes van de sporter in te zetten.
Regels:
• Zorg voor een aangename, open en vertrouwensvolle sfeer tijdens de training en de wedstrijd, zodat de sporters zich goed voelen en hun individuele vaardigheden op een optimale manier kunnen ontplooien.
• Plan zowel het training – en wedstrijdgebeuren als de daarbijbehorende communicatieprocessen zo, dat de sporters hun vaardigheden en talenten op een zo goed mogelijke manier kunnen ontwikkelen en langdurig kunnen behouden.
• Draag naar vermogen bij aan het welzijn van de sporters, zowel binnen de sport als (indien gewenst) ook buiten de sport.
• Benader ook zieke en geblesseerde sporters met interesse en welwillendheid.
• Richt je in het werk niet uitsluitend op succes. Blijf je ervan bewust dat je steeds ook een begeleidende en pedagogische taak vervult.
• Wees steeds een voorbeeld in optreden, taalgebruik en nauwgezetheid.
• Moedig jouw sporters aan om aan dezelfde maatstaven te voldoen.
• Accepteer dat ook andere trainers en deskundigen voor de sporters van nut kunnen zijn. Indien mogelijk, accepteer dan dat sporters de diensten van andere experts gebruiken.
• Als je kinderen en jongeren traint, pleeg dan regelmatig met hun ouders overleg over de (lichamelijke, geestelijke en sociale) uitwerkingen van het training – en wedstrijdprogramma.
• Stel de ouders onmiddellijk in kennis als je (om welke redenen dan ook) over het welzijn van hun kinderen en jongeren bezorgd bent.

1.5 SEKSUELE INTEGRITEIT
De begeleider moet zorgen voor een omgeving en sfeer waarbinnen de sporter zich veilig voelt (te bewegen).
De begeleider onthoudt zich ervan de sporter te bejegenen op een wijze die de sporter in zijn waardigheid aantast, én verder in het privé-leven van de sporter door te dringen dan nodig is voor het gezamenlijke gestelde doel.
Het gaat erom dat je je als begeleider niet onnodig indringt in het privé-leven van je speler, bijvoorbeeld door er vragen over te stellen of afspraakjes te maken.
De begeleider onthoudt zich van elke vorm van seksueel (macht)misbruik of seksuele intimidatie tegenover de speler.
Je mag zijn specifieke situatie niet gebruiken voor doeleinden ten eigen nutte, die in strijd zijn met de verantwoordelijkheid voor de speler of die de grenzen van de relatie overschrijven, zoals:
• bevrediging van eigen seksuele en/of agressieve verlangens;
• een seksuele/erotisch geladen sfeer scheppen;
• met seksueel gedrag ingaan op verliefde gevoelens, seksuele verlangens of fantasieën van de sporter;
• vormen van aanranding;
• exhibitie gedrag.

In de (professionele) relatie met de speler kunnen bij zowel speler als trainer gevoelens ontstaan die zich niet verhouden met de relatie tot het trainen of begeleiden. Bijvoorbeeld verliefdheid.
Seksuele handelingen en relaties tussen trainer en speler worden ten strengste afgeraden. Het is raadzaam één van beide verhoudingen te verbreken, de seksuele of de sportbegeleider/relatie.
Seksuele handelingen en seksuele relaties tussen de begeleider en de jeugdige sporter tot 16 jaar zijn onder geen beding geoorloofd en worden beschouwd als seksueel misbruik.
De begeleider mag de sporter niet op zodanige wijze aanraken dat de sporter en/of begeleider deze aanraking naar redelijke verwachting als seksueel of erotisch van aard zal ervaren, zoals doorgaans het geval zal zijn bij het doelbewust (doen) aanraken van geslachtsdelen, billen en borsten.
Uitgangspunt is wat de speler als seksueel intimiderend ervaart.
Bijvoorbeeld:
• bij begroeten of afscheid nemen te lang de hand vasthouden;
• iemand naar je toe trekken om te kussen;
• je tegen de speler aandrukken;
• andere ongewenste aanrakingen.

Functionele aanrakingen zijn natuurlijk toegestaan.
De begeleider onthoudt zich van seksueel getinte verbale intimiteiten.
Je kunt hierbij denken aan:
• seksueel getinte opmerkingen en insinuaties, zoals grove taal en schuine moppen onder het mom van ‘dat moet kunnen’;
• het stellen van niet-functionele vragen over het seksleven van je speler.

De begeleider zal tijdens training(stages), wedstrijden en reizen gereserveerd en met respect omgaan met de sporter en de ruimten waarin de sporter zich bevindt, zoals kleed – en hotelkamers.

Gereserveerd en met respect omgaan met de spelers betekent bijvoorbeeld dat:
• je met je speler niet op één kamer slaapt;
• je bij voorkeur je speler niet alleen bij je thuis ontvangt.

Bij gereserveerd en met respect omgaan met de ruimten waarin je speler zich bevindt, kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het niet zonder aankondiging de kleed – of hotelkamer betreden.
De begeleider heeft de plicht de sporter te beschermen tegen schade en (macht)misbruik als gevolg van seksuele intimidatie. Daar waar bekend of geregeld is wie de belangen van de (jeugdige) sporter behartigt, is de begeleider verplicht met deze personen of instanties samen te werken opdat zij hun werk goed kunnen uitoefenen.
De begeleider zal de sporter geen (im)materiële vergoedingen geven met de kennelijke bedoeling tegenprestaties te vragen.
Ook de begeleider aanvaardt geen financiële beloning of geschenken van de sporter die in onevenredige verhouding tot de gebruikelijke dan wel afgesproken honorering staan.
Door vergoeding dreigt de objectiviteit van het handelen van jou of je speler in het gedrang te komen. Hierdoor kan een voedingsbodem ontstaan voor seksuele intimidatie en seksueel misbruik.

2 RELATIES BINNEN DE SPORT

2.1 WERK – EN OPDRACHTGEVERS
De begeleider heeft de plicht om zijn/haar arbeidskracht zo goed mogelijk in te zetten, bij te houden en te verbeteren.
Regels:
• Houd je aan contracten en afspraken.
• Zorg ervoor dat je geen contracten aangaat en geen afspraken maakt waarvan de inhoud tegen deze code ingaat.
• Gedraag je loyaal tegenover jouw werkgever.
• Zorg in de omgang met jouw werk – en opdrachtgevers voor een open, eerlijke en communicatieve sfeer.
• Maak gebruik van bijscholingsmogelijkheden om jouw vaardigheden en kennis op pijl te houden.
• Pretendeer geen kwalificatieniveau dat je niet hebt.

2.2 MEDEWERKERS (assistent-trainers, artsen, fysiotherapeuten, materiaalbeheerder etc).
De begeleider heeft de plicht om aan alle medewerkers de informatie te verstrekken die voor een goed functioneren noodzakelijk is.
Regels:
• Zorg er naar vermogen voor dat in het team van medewerkers een communicatieve en efficiënte sfeer heerst.
• Sta jouw medewerkers met raad en daad bij.

2.3 COLLEGA-TRAINERS
De begeleider heeft de plicht om de werksfeer van de collega’s niet aan te tasten en zijn bijdrage aan de belangen van de beroepsgroep te leveren.
Regels:
• Onderhoud met andere trainers collegiale en door wederzijds respect bepaalde relaties.
• Werk niet met sporters van een andere trainer samen, tenzij de andere trainer zijn toestemming heeft gegeven.
• Zet je naar vermogen in voor de belangen van jouw beroepsgroep.
• Werk op een open en transparante manier om andere trainers aan te moedigen hun bijdrage aan de ontwikkeling van het beroep te leveren.

2.4 ALLE SPORTBETROKKENEN
De begeleider heeft de plicht om alle sportbetrokkenen fair te behandelen en zich voor een fair gedrag en de belangen van de sport in te zetten.
Regels:
• Werk volgens de geest en regels van de volleybalsport.
• Treed steeds als waardig vertegenwoordiger van de volleybalsport op.
• Spoor jouw sporters aan tot een adequate omgang met de regels.
• Spoor jouw sporters aan tot een respectvol en fair omgaan met de tegenstander.
• Spoor jouw sporters aan tot een respectvol en fair omgaan met de scheidsrechters, lijnrechters, juryleden etc.
• Draag met jouw kennis en ervaring aan de verdere ontwikkeling van de volleybalsport bij.
• Sta positief tegenover acties van de volleybalsport om nieuwe leden te werven.

2.5 OVERIGE BETROKKENEN (SPONSORS, JOURNALISTEN, VERTEGENWOORDIGERS VAN HET PUBLIEKE DOMEIN)
• Zorg er voor dat je geen contracten aangaat en geen afspraken maakt met overige betrokkenen waarvan de inhoud tegen deze code ingaat.
• Verstrek ware en voldoende informatie aan derden zo lang daardoor geen rechten van anderen geschaad worden.
• Treed betrokkenen met respect en eerbied tegemoet.
• Zorg dat je van sociale en politieke vraagstukken op de hoogte bent en besef in hoeverre jouw sport kan bijdragen aan gemeentelijke, regionale en landelijke projecten.

3 OMSTANDIGHEDEN EN PROFESSIONELE STANDAARD

3.1 ADEQUATE OMSTANDIGHEDEN
De begeleider heeft de plicht om binnen de grenzen van het voor hem mogelijke zijn werkplek zo efficiënt, maar ook zo aangenaam mogelijk in te richten.
Regels:
• Zorg ervoor dat je geen contracten aangaat en geen afspraken maakt die jouw arbeids- en werkmogelijkheden onnodig beperken.
• Tracht zoveel mogelijk je onafhankelijkheid te bewaren.

3.2 WERKLAST
De begeleider heeft de plicht er op te letten dat zijn werklast niet de persoonlijke capaciteitsgrens overstijgt.
Regels:
• Neem slechts zoveel taken en verplichtingen op je, dat je ze kunt vervullen zonder het risico van fysieke, psychische of sociale beschadigingen.
• Leef zo dat jouw arbeidskracht en werklust in stand blijven.
• Neem geen verantwoordelijkheden voor taken waar je niet gekwalificeerd voor bent.

3.3 DESKUNDIGHEID
De begeleider heeft de plicht om zijn deskundigheid op peil te houden.
Regels:
• Tracht een zo hoog mogelijk kwalificatieniveau te verwerven en te behouden.
• Maak regelmatig een kritische en eerlijke zelfanalyse.
• Moedig andere mensen aan om jouw handelen op een constructieve manier te bekritiseren en ga met deze kritiek eerlijk om.